Train-de trainer Baecke-Fassaert motoriek test
De BFMT fungeert als een referentiekader voor het opsporen van motorische ontwikkelingsproblemen. Net als het van Wiechenonderzoek is het geen screenings of diagnostisch instrument. De BFMT is sinds november 2019 de landelijke jeugdgezondheidszorg (JGZ)-standaard voor het motorisch ontwikkelingsonderzoek van kleuters. Het maakt onderdeel uit van de nieuwe JGZ richtlijn Motorische Ontwikkeling. Deze richtlijn biedt kennis en praktische handvatten voor professionals in de JGZ over monitoring, preventie, signalering, advisering en verwijzing bij motorische ontwikkelingsproblemen bij kinderen van 0-18 jaar. Wil je het motorisch ontwikkelingsonderzoek bij kinderen van 5-6 jaar met de BFMT goed uitvoeren? Dan moeten je kennis en vaardigheden up-to-date zijn. Wil je leren met welke didactische tools je je collega’s kunt trainen in de BFMT? Volg dan deze Train-de-trainer Baecke-Fassaert motoriek test.Prijzen
Beroepen
Competenties
Sprekers
Ellen Rietveld
Docent
Via haar masterthesis voor kinderfysiotherapie raakte zij betrokken bij het onderwijs over de BFTM. Nu werkt ze 3 dagen pw als kinderfysiotherapeut bij een eerstelijnspraktijk in de Drechtsteden. In haar lessen kijkt ze graag vanuit haar vakgebied naar motoriek. Naast de theorie komen ook haar ervaringen vanuit de praktijk aan bod. Van elkaar leren vindt ze leuk.Hetty Gorter
Docent
Leren kijken naar bewegen van kinderen is één van haar passies als ervaren kinderfysiotherapeut. Ze heeft bijna 45 jaar gewerkt bij het Revalidatiecentrum het Roessingh en hield zich dagelijks bezig met het beoordelen van afwijkingen in de motorische ontwikkeling bij jonge kinderen, signaleren van pathologie en reeds gediagnosticeerde pathologie. Als docent geeft ze haar kennis graag door aan JGZ-professionals zodat ouders en kinderen de ondersteuning krijgen die ze nodig hebben.Doelen
Na afloop van deze module
Leer hoe je je collega’s opleidt in de BFMT
Dagdeel 1 staat in het kader van de didactische vaardigheden. Natuurlijk is kennis over inhoud van belang maar daarmee alleen red je het niet. Je leert over breinprincipes: hoe leren mensen en wanneer beklijft nieuwe informatie het beste? We gaan verkennen wat voor trainer jij wilt zijn en bespreken de randvoorwaarden voor een goed opgebouwde les. Aan de hand van videobeelden verdiep je je didactische vaardigheden zodat je uiteindelijk zelf in staat bent om je collega’s op te leiden als het gaat om de BFMT.
Bij dagdeel 2 verdiep je je in de basis: wat, wie en hoe? Er wordt uitgelegd wat het doel van de BFMT is en waarom we deze test uitvoeren in Nederland. We gaan uiteraard ook in op de lege artis uitvoering van de BFMT, met handige tips en tricks voor uitvoer bij onder andere moeilijke doelgroepen. Maar we gaan er hierbij wel vanuit dat je al ruime ervaring hebt met het uitvoeren van de BFMT. Hoe zorg je dat het onderzoek bij elk kind lukt? Daarnaast besteden we aandacht aan het bredere beeld: hoe kijk je naar het totaalplaatje van het kind dat voor je zit en naar wie verwijs je door indien nodig.
Bij dagdeel 3 starten we met een wetenschappelijk kader, welk onderzoek is er gedaan en wat weten we over de onderbouwing van deze test? En wat betekent dit voor de duiding van de testuitkomsten? Kun je op basis van de BFMT wel een goede uitspraak doen over het motorisch functioneren van een kind?
We plaatsen de BFMT in een breder kader dan alleen een verplicht onderdeel van de PGO. Door informatie te kennen over de samenhang tussen een motoriek en andere ontwikkelingsgebieden kun je als zorgprofessional het belang van de motorische ontwikkeling in een breder perspectief zien. Dit helpt in het onderbouwen van adviezen die gegeven worden als de motoriek anders verloopt dan gemiddeld.
Tot slot wordt er ingegaan op een aantal bijzondere testuitslagen. Wat kun je doen als een kind alles nét wel of nét niet kan? Wat zijn nu de typische opmerkelijkheden die makkelijk over het hoofd gezien worden? Wie kun je inschakelen bij welke vragen?
Dagdeel 4 gaat dieper in op specifieke doelgroepen waarbij de motorische ontwikkeling anders kan verlopen. Welke signalen in de observatie van de motoriek zou je kunnen zien, en bij welke kenmerken zou je dat bijvoorbeeld kunnen zien? En waarom is vroegsignalering van mogelijke afwijkende ontwikkeling juist bij deze doelgroepen zo belangrijk?