Autonomie-versterkend werken
Sleutelkenmerk van goede behandel- en samenwerkingsrelaties van de OG'er en GZ-psycholoogPrijzen
Beroepen
Sprekers
Mevr. prof.dr. M.H.J. Bekker (Marrie)
Docent
Marrie Bekker was van maart 2019 tot mei 2024 hoofdopleider van de GZ-opleiding bij RINO amsterdam. Als zodanig is ze ook als bijzonder hoogleraar verbonden aan de vakgroep Klinische Psychologie van de VU. Daarnaast is ze sinds 2007 hoogleraar Klinische Psychologie bij het Departement Medische en Klinische Psychologie van de Universiteit van Tilburg. Zij is als GZ-psycholoog werkzaam bij de afdeling Persoonlijkheidsstoornissen van de Hoofdlijn. Haar onderzoeksinteresse richt zich op de relatie tussen de transdiagnostische factor autonomie-gehechtheid, gender en psychopathologie; op effectiviteit van autonomieversterkende interventies en op diversiteitscompetentie. Marrie Bekker studeerde klinische psychologie aan de Universiteit van Amsterdam en promoveerde daar op de relatie tussen autonomie, gender, en angst- en eetstoornissen. Ze werkte onder meer als groepstherapeut bij het Centrum voor Eetstoornissen in Amsterdam, als klinisch-psychologisch onderzoeker aan de UvA, als GZ-psycholoog bij GGZ De Meren te Amsterdam, en als universitair (hoofd)docent Vrouwenstudies en Klinische gezondheidspsychologie aan de Universiteit van Tilburg. Ze publiceerde over onderwerpen als autonomie, hechting, angst en depressiviteit; eetstoornissen, en persoonlijkheidsstoornissen en de invloed van hechting op antisociaal gedrag.Mevr. drs. B. Kouwenhoven (Brenda)
Docent
Drs. Brenda Kouwenhoven is werkzaam als klinisch psycholoog- psychotherapeut bij de PEP-groep in Noordwijk, een psychologenpraktijk waar, naast eerstelijnszorg, ook specialistische behandeling plaatsvindt. Tot januari 2022 had Kouwenhoven een psychotherapiepraktijk in Amsterdam. Sinds 2022 werkt ze als hoofddocent transdiagnostisch behandelen bij RINOamsterdam. Zij werkte zowel intra- als extramuraal in de psychiatrie en heeft zich gespecialiseerd in de behandeling van posttraumatische stressstoornissen na vroeg kinderlijke traumatisering en eetstoornissen. Centraal in de behandeling staat autonomieversterking waarbij de kracht van de patiënt wordt vergroot.Doelen
Na afloop van de cursus weet/ken je:
Autonomie-gehechtheid is het vermogen tot zelfsturing in verbondenheid en relaties met anderen. Hoe meer mensen hun autonome doelen - voortkomend uit gezonde behoeften, kunnen nastreven, hoe gemotiveerder ze zijn en hoe groter hun welbevinden. Autonomie-gehechtheid bestaat uit drie componenten, de eerste is zelfbewustzijn ofwel het vermogen om zich bewust te zijn van eigen meningen, wensen en behoeften en deze in sociale interacties te uiten. De tweede is gevoeligheid voor anderen, ofwel gevoeligheid voor de meningen, wensen en behoeften van anderen. De derde component betreft het vermogen tot het hanteren van nieuwe situaties.
In deze cursus introduceren we eerst het gender-sensitieve, moderne begrip van autonomie: autonomie-gehechtheid (‘autonomy-connectedness’). Naar dit fenomeen is de afgelopen jaren veel onderzoek gedaan en bekend zijn de relaties van zwakke autonomie met het gehele palet aan psychopathologie. Ook is bekend hoe autonomie-gehechtheid zich verhoudt tot sekseverschillen en etnische/culturele verschillen.
Autonomie-gehechtheid is goed meet- en diagnosticeerbaar, en er zijn normgegevens beschikbaar voor het desbetreffende meet- en diagnostische instrument, de AGS-30, bruikbaar bij personen vanaf 16 jaar. Sinds 2016 is er het behandelprotocol voor Autonomie-Versterkende Therapie (Autonomy-Enhancing Therapy; AET), inmiddels een evidence-based therapievorm. Dit protocol is vooral bedoeld voor GZ-psychologen of Orthopedagogen Generalist en betreft een groepsaanpak, maar AET is ook individueel toepasbaar. De cursus behandelt de kernaspecten van AET, waarbij o.a. de volgende thema’s aandacht krijgen: ‘Overlevingsstrategieën’, leergeschiedenis, Ouder-kind en rolmodellen uit gezin van herkomst, Voelen van en omgaan met grenzen, Communicatie, Emoties en cognities en Relaties en Vriendschappen.
Vanwege het grote belang van autonomie-gehechtheid voor het werkdomein van zowel de GZ-psycholoog als de OG zijn in deze cursus de kernaspecten van AET speciaal toepasbaar gemaakt voor zowel de voornaamste GZ- als OG-werkzaamheden.
Welke werkzaamheden bedoelen we dan? Tot het gebied van de deskundigheid van de Orthopedagoog-Generalist wordt gerekend het verrichten van diagnostiek en het behandelen en begeleiden van zich in een persoonlijke afhankelijkheidsrelatie bevindende personen met leer-, gedrags-, emotionele en/of ontwikkelingsproblemen. Met “afhankelijkheidsrelatie” wordt bedoeld dat de betreffende personen niet of onvoldoende zelfredzaam zijn en zich zonder hulp niet in de (complexe) maatschappij kunnen handhaven. De afhankelijkheid kan gebonden zijn aan een leeftijdsfase of aan al of niet verworven beperkingen, dit kan tijdelijk zijn of permanent.
De inhoud van de AET is een zeer bruikbare aanvulling voor de orthopedagoog-generalist, bij het behandelen van kind en ouders, bij het begeleiden of behandelen van adolescenten, volwassenen en ouderen, maar ook bij de (werk)begeleiding van groepsleiding, persoonlijk begeleiders, docenten en/of ambulant of jeugdhulpverleners, het werken met teams en het samenwerken in netwerk of keten.
NB. Overal waar de Orthopedagoog-generalist genoemd wordt, kan vanzelfsprekend ook de GZ-Psycholoog worden gelezen.