Klinische chemie: Hart- en vaatziekten

klinische chemiehart- en vaatziektenZiekenhuisapothekersApothekersapotheek
De nascholing Hart- en vaatziekten behandelt de fysiologische rol van lipiden en lipoproteïnen en de oorzaken van afwijkingen in het lipidenspectrum. Daarnaast komt de rol van het laboratoriumonderzoek bij de diagnostiek, risico-inschatting en follow-up van de behandeling van hart- en vaatziekten, zoals hartinfarct en hartfalen, aan de orde.
Op aanvraag
In aanvraag
Incompany

Prijzen

Op aanvraag

Beroepen

Apotheker
4 Punten
OA, ZA
Apotheker - Openbare Farmacie
4 Punten
OA
Apotheker - Ziekenhuisapotheker
4 Punten
ZA

Competenties

Medisch handelen60 %
Kennis en wetenschap40 %

Doelen

U kent de fysiologische rol van lipiden en lipoproteïnen.
U kent de rol van het lipidenmetabolisme en andere oorzaken bij het ontstaan van hart- en vaatziekten.
U kent de rol van het laboratoriumonderzoek bij hart- en vaatziekten (diagnostiek, risico inschatting en follow-up van behandeling).
U kent de meest voorkomende oorzaken van primaire en secundaire hyperlipidemieën en de rol van het laboratoriumonderzoek bij deze aandoeningen.
Omschrijving

Inzicht in de laboratoriumuitslagen zijn voor zowel de ziekenhuisapotheker als de openbaar apotheker is van groot belang. Laboratoriumwaarden kunnen belangrijk zijn bij start van de farmacotherapie, bij de medicatiebewaking en voor het monitoren van de behandeling. Een gedegen kennis van de klinische chemie en het kunnen interpreteren van laboratoriumuitslagen is daarbij essentieel.


Hart- en vaatziekten en kanker zijn de twee belangrijkste doodsoorzaken in Nederland. Een kwart van de totale sterfte is het gevolg van hart en vaatziekten. Van de mensen die overlijden aan hart en vaatziekten overlijdt 26% ten gevolge van een hartinfarct en 12% door hartfalen. Beroerte en coronaire hartziekten staan op plaats 3 en 4 van afzonderlijke doodsoorzaken. De afgelopen tijd is veel vooruitgang geboekt in de preventie, diagnostiek en behandeling van hart en vaatziekten.


Een in het oog springend gevolg is de afname in mortaliteit ten gevolge van een hartinfarct. In de jaren 60 stierf meer dan 25% van de mensen na een hartinfarct, op dit moment is dat percentage gedaald tot onder de 10%. 


Het aantal patiënten met hartfalen stijgt snel. Dit komt doordat de overleving na een hartinfarct sterk is verbeterd en een hartinfarct in het verleden een risicofactor is voor het ontwikkelen van hartfalen. Daarnaast komt hartfalen veel voor bij ouderen en door de vergrijzing neemt het aantal ouderen toe.


Biomarkers bij de diagnostiek van het hartinfarct

Patiënten met een acuut coronair syndroom melden zich over het algemeen bij de huisarts of op de eerste hulp van het ziekenhuis met de typische klachten van pijn op de borst. Bij binnenkomst wordt direct een ECG gemaakt en wordt bloed afgenomen voor laboratoriumonderzoek. Is op het ECG een ST-segment elevatie of een andere afwijking typerend voor een hartinfarct te zien, dan wordt de diagnose hartinfarct gesteld. Is het ECG niet-diagnostisch, dan bepalen de uitslagen van de markers voor hartspierschade of de diagnose hartinfarct gesteld wordt. Bij ongeveer 30% van de patiënten met een hartinfarct is het ECG niet diagnostisch. Dan spelen de laboratoriummarkers voor hartspierschade een belangrijke rol bij de diagnostiek. In de meest recente richtlijn voor de diagnostiek van het hartinfarct, hebben de biomarkers een nog centralere rol gekregen.


Biomarkers bij de diagnostiek van hartfalen

Hartfalen is een complex van klachten en verschijnselen ten gevolge van een tekortschietende pompfunctie van het hart. De belangrijkste symptomen zijn moeheid, kortademigheid bij geringe inspanning en vochtophoping in de benen of de longen. De diagnose hartfalen wordt vaak gesteld op basis van klinische verschijnselen. Een eenvoudige test voor het snel vaststellen of wel uitsluiten, van hartfalen is dan ook gewenst. Met de komst van de test voor het meten van het B-type Natriuretische Peptide (BNP), lijkt er een laboratoriummarker voor de diagnostiek van hartfalen beschikbaar te zijn.


De afgifte van het hormoon BNP aan het bloed is recht evenredig met de (over)belasting van het hart. Afhankelijk van de gebruikte grenswaarde kan BNP gebruikt worden om hartfalen aan te tonen, dan wel uit te sluiten. BNP corrreleert met de ernst van hartfalen en momenteel wordt onderzocht of de BNP concentratie een goede marker is om het effect van de behandeling van hartfalen te monitoren en te sturen. Recent is hebben verschillende studies laten zien dat remmers van de afbraak van BNP een gunstig effect hebben op de mate van hartfalen.


Aan de hand van casuïstiek wordt een link gelegd met de dagelijkse praktijk.


Na afloop van de nascholing kunt u het geleerde meteen toepassen in uw eigen praktijk.


Deze cursus is ontwikkeld in samenwerking met dr. Albert Huisman, klinisch chemicus/apotheker.


Programma

Het programma duurt 4 uur en bevat de onderdelen:

Lipidenmetabolisme

Laboratoriumdiagnostiek van het hartinfarct

Nieuw markers voor de diagnostiek van hartfalen

PAOFarmacie

info@paofarmacie.nl
0303040100
31, Rembrandtlaan, Bilthoven, 3723BG

Gerelateerde cursussen

PAOFarmacie

Incompany
3
De nascholing Farmacotherapie na bariatrische chirurgie gaat in op de effecten die een bariatische ingreep heeft op de farmacokinetiek en farmacodynamiek van geneesmiddelen. De cursus behandelt de middelen die gecontra-indiceerd zijn na bariatrische chirurgie. Ook de geneesmiddelen en supplementen die de patiënt juist wel moet gebruiken komen aan bod. U leert ook voor welke middelen therapeutic drug monitoring noodzakelijk is. Na het volgen van deze cursus bent u in staat het geneesmiddelengebruik van patiënten met een bariatrische ingreep te optimaliseren.
Op aanvraag

PAOFarmacie

E-learning
4
De e-module Deviation management van PAOFarmacie en PharmSupport gaat in op de relevante regelgeving. U leert wat het belang is van het systematisch en structureel melden van afwijkingen. De cursus gaat ook in op het duidelijk formuleren van afwijkingen, het uitvoeren van route cause analysis (RCA) en het opstellen van correctieve actions en preventieve actions (CAPA's).
€ 145

PAOFarmacie

Incompany
4
Tijdens de Update nieuwe geneesmiddelen bespreekt expert prof. dr. Ton de Boer de nieuwste geneesmiddelen. Het bijwonen van deze sessies is de ideale manier om nieuwe geneesmiddelen zo snel mogelijk in FTO of geneesmiddelcommissies te agenderen. Daarna hebt u de gelegenheid uw vragen te stellen. Zo bent u snel in staat om binnen uw FTO of geneesmiddelencommissie in het ziekenhuis deze middelen te bespreken.
Op aanvraag
10 Dec
Dec
19:00
€ 175

PAOFarmacie

Live Webinar
Online
3
Elke maand zijn er grote ontwikkelingen bij de introductie van nieuwe geneesmiddelen, de farmacogenetica en bij het bereiden van geneesmiddelen. Kennis van het product, de werking, de dosering en eventuele interacties, contra-indicaties en bijwerkingen is essentieel om deze middelen optimaal te kunnen toepassen. Om voorschrijvers bewust te kunnen laten kiezen, moet de plaatsbepaling van een nieuw geneesmiddel en een nieuwe ontwikkeling zoals de invloed van farmacogenetica, op de agenda staan van het geneesmiddeloverleg in de eerste (FTO) en tweede lijn (geneesmiddelcommissies in ziekenhuizen). In Meet the expert: ‘update nieuwe ontwikkelingen in de wereld van het (nieuwe) geneesmiddel’, nemen diverse (farmaceutische) experts ontwikkelingen met de deelnemers door, die mogelijk nieuwe inzichten geven in de positie van het huidige en toekomstige gebruik van geneesmiddelen.
€ 175

PAOFarmacie

Incompany
3.5
Anemie en vitamine deficiënties zijn veelvoorkomende aandoeningen bij oudere patiënten die ons regelmatig voor klinische dilemma’s plaatsen. In deze cursus wordt dieper ingegaan op de oorzaken, gevolgen, diagnostiek en behandeling van de verschillende typen anemie. Daarnaast is aandacht voor klachten en risico’s, oorzaken, diagnostiek en behandeling van een tekort aan vitamine B1 en B6 én de laatste stand van zaken voor wat betreft de behandeladviezen over suppletie van vitamine D en calcium. Aan de hand van casuïstiek leert u door klinisch farmaceutisch te redeneren een afgewogen behandeladvies te formuleren passend bij de situatie van de patiënt.
Op aanvraag

PAOFarmacie

Incompany
3
In de praktijk blijkt het voor veel apothekers lastig te zijn om farmacogenetica toe te passen. Daarom bieden wij de verdiepingscursus Farmacogenetica in de praktijk aan. Na een korte opfrissing van de lesstof van de basiscursus gaat u met behulp van casuïstiek dieper in op de toepasbaarheid van farmacogenetica in de dagelijkse praktijk. U leert waar u op het internet reactievergelijkingen kunt vinden, hoe u een gericht advies kunt opstellen en op welke manier u dit advies het best kunt communiceren naar de aanvrager.
Op aanvraag

PAOFarmacie

Incompany
4
De nascholing Hematologie en ontsteking behandelt de functie van de verschillende bloedcellen en de diagnostiek van afwijkingen van het bloedbeeld. De docent gaat in op de (patho)fysiologie van hemostase en trombose. U leert welke geneesmiddelen invloed hebben op de hemostase en welke middelen kunnen leiden tot afwijkingen in het bloedbeeld. Ook komt de diagnostiek van ontstekingen met bijbehorende markers aan de orde.
Op aanvraag

SIR Institute for Pharmacy Practice and Policy

Incompany
13.5-14
De module palliatieve zorg richt zich op behoeften van patiënten in de palliatieve en terminale fase, farmacotherapeutische behandeling, palliatieve sedatie en euthanasie, communicatie met patiënten en mantelzorgers en aandachtspunten voor implementatie en samenwerking met andere zorgverleners.
€ 650

PAOFarmacie

Incompany
6
Het onderdeel Antistolling behandelt de primaire en secundaire hemostase, het werkingsmechanisme, (contra-)indicaties en interacties van de verschillende DOAC’s. Wanneer heeft welk anticoagulans de voorkeur en wanneer is de combinatie met een trombocytenaggregatieremmer rationeel? Het onderdeel Antidepressiva behandelt de farmacologie van de verschillende antidepressiva en maakt het inzichtelijk hoe u tot een goede keuze voor een individuele patiënt komt. Wanneer is afbouwen geïndiceerd en wat is hiervoor de beste strategie?. U stelt voor beide geneesmiddelgroepen gezamenlijk een plaatsbepaling op, die u in de eigen praktijk kunt implementeren. Daarvoor krijgt u de beschikking over kant-en-klare presentaties voor het FTO.
Op aanvraag
13 May
May
09:00
€ 425

PAOFarmacie

Classroom
BCN Utrecht
6.5
Klinische relevantie van nierfunctie, natrium en kalium interpretatie: beyond the basics’
In de nascholing Labwaarden bij medicatiereviews: wat kun je er mee? leert u hoe u de therapie kunt bijsturen op basis van labwaarden en klinisch redeneren. Wanneer is een afwijkende labwaarde nou wel en wanneer niet relevant? Hierbij wordt gedetailleerd ingegaan op labwaarden van nierfunctie, natrium en kalium. Er wordt een fysiologische basis gelegd vanuit de vocht- en elektrolytenhuishouding. Vervolgens wordt er ingegaan op de verschillende medicamenteuze oorzaken voor hypo- en hyperkaliëmie en hypo- en hypernatriëmie. Er wordt uitgebreid aandacht besteed aan het interpreteren van een eGFR-waarde.
€ 425