AccreDidact Mammacarcinoom - Aspecten voor de huisarts/huisarts
Mammacarcinoom is de meest voorkomende maligniteit bij Nederlandse vrouwen. De kans dat een vrouw gedurende haar leven invasieve borstkanker of ductaal carcinoma in situ (DCIS) krijgt, is ongeveer 12% (1 op de 8 vrouwen). Door de vervroegde ontdekking van tumoren via het bevolkingsonderzoek borstkanker bij vrouwen van 50 tot 75 jaar, de verbeterde stadiëring en de toepassing van radio-, chemo-, immuno- en antihormonale therapie, is de...
Prijzen
Beroepen
Competenties
Omschrijving
De huisarts en mammacarcinoom
Wanneer u – al dan niet via het bevolkingsonderzoek – bij één van uw patiënten een mammacarcinoom vermoedt, stuurt u haar door. De laatste jaren is er zowel op het gebied van diagnostiek als op het gebied van de behandeling veel veranderd. In deze nascholing wordt u op de hoogte gebracht van de kansen op borstkanker bij bepaalde klachten waarmee vrouwen zich op het spreekuur presenteren. Die kansen blijken niet erg groot te zijn. U wordt ook op de hoogte gebracht van de laatste inzichten, zodat u weet wat er met uw patiënten gebeurt nadat u ze hebt doorverwezen en u adequaat kunt omspringen met hun vragen. Is borstsparende chirurgie met nabestraling bijvoorbeeld echt zo veilig als mastectomie of zelfs veiliger in bepaalde gevallen?
Het aspect ‘nazorg na verwijzing’ krijgt in de vernieuwde NHG-Standaard uitgebreid aandacht. Als aandachtspunt bij verwijzing wordt genoemd het bespreken met de patiënt of zij het wenselijk vindt om contact te houden tijdens het (verdere) diagnostische en behandeltraject. En als dit het geval is, de patiënt vragen een afspraak te maken voor een vervolgconsult of telefonisch contact op te nemen bij een diagnose met belangrijke consequenties. Een en ander kan dan samen doorgenomen worden, onder andere met de kennis die in dit nascholingsprogramma is opgedaan.
Over de auteur
Drs. G.J.C.M. van Lieshout is arts en oud-huisarts. Na achttien jaar fulltime huisarts te zijn geweest, is Gert parttime als huisarts gaan werken en is hij zich met nascholing gaan bezighouden. Als een van de oprichters van AccreDidact is hij zestien jaar actief geweest met het ontwikkelen van schriftelijke geaccrediteerde nascholing voor huisartsen, apothekers, doktersassistenten en apothekersassistenten. Momenteel geeft hij mondelinge geaccrediteerde nascholing aan apothekers en ontwikkelt hij schriftelijke geaccrediteerde nascholing.
Belangenconflicten: geen.
Accreditatiepunten te behalen tot: 21 november 2019
Inleiding
Mammacarcinoom is de meest voorkomende maligniteit bij Nederlandse vrouwen. De kans dat een vrouw gedurende haar leven invasieve borstkanker of ductaal carcinoma in situ (DCIS) krijgt, is ongeveer 12% (1 op de 8 vrouwen). Door de vervroegde ontdekking van tumoren via het bevolkingsonderzoek borstkanker bij vrouwen van 50 tot 75 jaar, de verbeterde stadiëring en de toepassing van radio-, chemo-, immuno- en antihormonale therapie, is de prognose van borstkanker de afgelopen decennia aanzienlijk verbeterd.
Programma
Blok A Epidemiologie en casuïstiek van mammacarcinoom
- A1 Epidemiologie
- A2 Anamnese, onderzoek, aanvullend onderzoek en evaluatie
Blok B Behandeling van mammacarcinoom
- B1 Casuïstiek
- B2 Behandeling, aspecten voor de huisarts
Actie en verantwoording
- Nadere bespreking van vragen en casuïstiek
- Literatuur
- Opdrachtblad ‘Invoering in de praktijk’
- Teamoverleg/ Hagro/fto/wdh
- Afsluitende toets
Leerdoelen
Na afloop van deze nascholing weet u
- wat uw huidige kennis is over mammacarcinoom;
- globaal wat de incidentie en prevalentie van mammacarcinoom zijn;
- weer welke factoren als risicofactoren aangemerkt worden voor het ontstaan van mammacarcinoom;
- meer over de pathofysiologie en de diagnostiek van mammacarcinoom;
- wat de stadiëring en histologie van het mammacarcinoom inhouden, zodat u correspondentie goed kunt begrijpen en plaatsen en patiënten behulpzaam kunt zijn bij uitleg over de situatie;
- hoe de primaire en de adjuvante behandeling eruit kunnen zien;
- voldoende om voor uw patiënten als vraagbaak te kunnen dienen en als leidsman/vrouw bij eventueel belangrijke beslissingen aangaande chirurgische en/of medicamenteuze therapie.